Toets der kritiek

De Cito-inquisitie heeft weer een nieuw speeltje ontworpen. Niet 1 maar wel 2 eindtoetsen. Hier lees je er meer over. En hier krijg je er al weer genoeg van.

Natuurlijk, als hoofdmeester ga je het gesprek met de professionals aan als het gaat over opbrengsten, kwaliteit en meer waarde. Keurig vanuit de Cito-scores en tabellen. Als de inspecteur langs wil komen huur je een administratief genie in die de papieren werkelijkheid van jouw school in orde maakt. Ook dan wordt de Cito afgepeld en uitgelepeld. Alleen snap ik iets niet goed van deze nieuwe verkooptruc. Want wat zeggen de toetsenbakkers zelf?

De toetsuitslag van een te gemakkelijke toets of te moeilijke toets is niet betrouwbaar.

Impliciet geven zij hier toch mee aan dat die ene toets, die ze al sinds mensenheugenis dé eindtoets noemen, te gemakkelijk was. En dus onbetrouwbaar. Voor sommige kinderen.

De geest van Marja, een al dan niet verplichte centrale eindtoets, zal nog wel even blijven rondwaren.

Ik ga denk ik maar eens aandelen Cito aanschaffen. Of handel ik dan in voorkennis?

Hoe lang kan Cito de toets der kritiek nog doorstaan?

Extra materiaal Rijnland Praktijkboekje II

Privatisering en een eed voor bankiers

 

In juni 2012 is het parlementair onderzoek begonnen door de Eerste Kamer naar de verzelfstandiging van overheidsdiensten sinds het begin van de jaren negentig. We hebben het dan over de energiesector, het UWV (re-integratie), PTT en ProRail/NS.

We hoeven niet op de uitkomsten vooruit te lopen, maar weten inmiddels wel dat het rapport voor alle opleidingen op het gebied van bestuurskunde (not-for-profit) en bedrijfskunde (profit) verplichte studiestof gaat worden. Marktwerking blijkt geen panacee voor al uw organisatieproblemen: meer concurrentie leidt tot goedkoper produceren, minder bureaucratie, meer ruimte voor maatwerk, meer innovatie, klantgerichter werken, etc. etc. Het ligt allemaal iets genuanceerder. Nog sterker, misschien heeft de privatiseringsgolf wel averechts gewerkt.

Het is natuurlijk niet voor niets dat Jan Kees De Jager in april 2012 een beroepseer bepleit voor bankiers, zoals artsen dat ook kennen. Op weg naar een ‘gezonde’ financiële sector. Onhaalbaar, maar de tekst geeft toch wel een ‘Rijnlandse inborst’ aan en een inkijkje in de frustraties van de samenleving. Bankiers en andere medewerkers van financiële ondernemingen (250.000 mensen) moeten verplicht een eed of belofte afleggen. Ze moeten tijdens een officiële ceremonie beloven dat ze hun functie integer en zorgvuldig zullen uitoefenen, de klant centraal zullen stellen (en niet de aandeelhouder) en het vertrouwen in de sector zullen bevorderen.

De Jager wil daarmee naast regelgeving, toezicht en wetten van buitenaf, ook van binnenuit een morele dimensie toevoegen. Er is natuurlijk een belangrijk verschil met artsen: de eed bevestigt daar wat vanzelfsprekend zou moeten zijn, in de financiële sector moet de eed bijdragen tot een cultuuromslag.

Ook interessant… schoonmakers bij banken worden vrijgesteld van deze eed.

 

Jaap Peters en Mathieu Weggeman

Extra materiaal Rijnland Praktijkboekje I

Een column over politiek en marktwerking

We kwamen bedrogen uit. Een tweede deel van Het Rijnland-boekje bleek hard nodig. In 2008 dachten we heel even: het zal iedereen nu toch wel voldoende helder zijn dat het Anglo-Amerikaanse kapitalisme nog maar weinig toekomst heeft. Maar de financiële crises brengen merkwaardig genoeg in razend tempo neoliberale oplossingen met zich mee. In plaats van te erkennen dat de privatiserings- en liberaliseringsdrift regeringen machteloos heeft gemaakt om in te grijpen als het financiële systeem op hol slaat, roepen zij in koor dat de problemen voortkomen uit een te grote overheid – The Matrix Reloaded.

Banken moeten worden gered met belastinggeld en we bezuinigen vervolgens op milieu, ontwikkelingssamenwerking, cultuur en minvermogenden, zoals Olivier B. Bommel hen noemt. Mensen met ongelijke startkwalificaties vanaf hun geboorte zijn plots individueel verantwoordelijk voor de invulling van hun leven. Ieder houdt zijn eigen broek maar eens op. Maar ook internationaal zien we een dergelijke tendens: Griekenland, Spanje, Portugal, Ierland en Italië worden ‘geholpen’ met meer privatiseringen en bezuinigingen op gezondheidszorg, onderwijs en sociale zekerheid. Landen kunnen failliet gaan door te vertrouwen op marktwerking, maar ondertussen adviseren we ze om nóg meer aan de markt over te laten. ‘Fact-free politics’ heet dat. Op zich niet nieuw: politiek gaat over macht, over aan de touwtjes willen trekken, en daarbij zijn de feiten soms een handig hulpmiddel.

Misschien is Anglo-Amerikaans managen wel de rechts-populistische variant van het begrip ‘organiseren’. We laten een ceo allemaal vervelende en ongepaste dingen roepen en besluiten nemen die we zelf onethisch vinden (kinderarbeid, outsourcen, massaontslagen, milieuverontreiniging, pensioenen bevriezen, beleggen in de wapenindustrie, geld met geld willen verdienen), maar we vinden wel dat ze uitgevoerd moeten worden onder het motto van de zogenaamde Realpolitik. Vervolgens geven we collectief af op die ceo als hij met die ‘zuurverdiende’ miljoenen verdwijnt naar elders.

De oplossingen die we kiezen na 2008 liggen rechts van rechts: een kleinere overheid, liefst lagere belastingen, lagere rente en wie stout is krijgt de roe. Maar je hoeft niet veel met politiek op te hebben om te weten dat daar de vernieuwing niet vandaan kan komen. Mogelijk leidt het kortstondig tot een toename van de consumptie, maar onze schulden worden er niet lager van. Voordeel is in ieder geval dat bij een ‘slow economy’ de Kyoto-milieudoelstellingen als vanzelf worden gerealiseerd – ook niet onbelangrijk. Een herstel van de groei zit er niet meer in; zou de economie ondertussen volwassen zijn? En was ze dat niet al een tijdje? We groeiden alleen nog in de breedte en hebben zo een obesitas-economie gecreëerd.

Onze organisaties worden zo groot dat via banken landen failliet (IJsland) of bijna failliet gaan (Spanje, Griekenland). Ons herbezinnen op de omvang van organisaties is van het grootste belang. We hoeven maar te denken aan abn amro, ing en Vestia. Zonder dat we het zelf in de gaten hebben, dwingen ze een minister overnight over de brug te komen met noodpakketten van tientallen miljarden. Maar ook scholen (Amarantis) kunnen er vrij eenvoudig een neoliberaal potje van maken, inclusief bonussen, overhead, dure locaties en marketingkosten. Deze vier voorbeelden hebben gemeen dat ze uiteindelijk weer een beroep moeten doen op de onderlinge solidariteit van de samenleving. Hoezo ‘eigen verantwoordelijkheid’? De IJslanders waren de enigen die de verantwoordelijkheid wel bij de banken lieten: zij raadpleegden voor de zekerheid via een referendum de bevolking, handhaafden daarmee de democratie (wat we de Grieken ten sterkste hebben afgeraden) en losten de zaak ‘over links’ op, tegen alle gangbare wijsheid in. De economische calculatie werd simpelweg door 93 procent van de bevolking terzijde geschoven, en met succes.

Dit is de kern van het probleem:

1. We lenen geld uit aan mensen en landen die het niet kunnen terugbetalen en dat is alleen maar erger geworden. De Grieken hebben we alleen maar meer schulden opgedrongen; in ons eigen land krijgen studenten geen basisbeurs meer en kunnen ze alleen nog maar lenen om hun studie te bekostigen – medicijnenstudenten moeten zelfs nog een beetje meer betalen voor hun duurdere studie. Iedereen die schulden heeft is afhankelijk van toch weer een toekomstige groei van de economie. We spraken toch niet voor niets over ‘giftige’ leningen? De vorige regering heeft betrekkelijk weinig stappen gezet om al die kredieten daadwerkelijk te verminderen. Wellicht werd er toch alweer stiekem gerekend op een snelle, hernieuwde economische groei, zodat we die hete aardappel toch nog weer verder vooruit kunnen schuiven.

2. De marktwerking is door de steun aan abn amro nu ook binnen de poorten van de overheid zelf een feit. Gaat die bank nu gewoon door met wat ze altijd al deed? Heeft de staat niet onbedoeld een paard van Troje binnengehaald? Of gedraagt de bank zich nu zoals ooit de Rijkspostspaarbank dat deed: voorzichtig met spaarcentjes die haar zijn toevertrouwd?

3. De derivatenproblematiek zoals die bij Vestia zichtbaar is geworden, is vermoedelijk nog maar het topje van de ijsberg bij de woningbouwcorporaties, roc’s en andere grote organisaties. De Nederlandsche Bank heeft het maar druk met al dat extra toezicht.

4. De sociale onzekerheid als tegenhanger van de verzorgingsstaat is fors toegenomen. Wat ooit door de Paarse kabinetten is ingezet, liberalisering en privatisering van staatsbedrijven, is door het vorige kabinet doorvertaald naar het individu. Gebrek aan consumentenvertrouwen en een stilgevallen huizenmarkt zijn hiervan mede het gevolg. Wie kan er nog een hypotheek krijgen of een vaste baan?

5. De onontbeerlijke onderlinge solidariteit tussen mensen wordt steeds meer aangetast door de neoliberale/populistische tak van zo langzamerhand iedere politieke partij, terwijl men gelijktijdig de belastingen bij de gemiddelde Nederlander moet verhogen om het financiële beleid van de manager’s elite te herstellen.

6. Als er zoveel organisaties ‘too big to fail’ zijn, dan hebben ze kennelijk toch ook een publiek belang. Maar hoe organiseren we dan het toezicht op die organisaties? Als zelfstandige organisatie onder de alles zuiverende marktwerking is het ze niet gelukt te overleven. We hebben daarin nog geen stappen gezien.

7. Essentieel punt op de agenda zouden juist het milieu en onze energievoorziening moeten zijn, maar helaas… Van economie naar eko-nomie had in ieders straatje gepast.

Samengevat: we hielden ons vooral bezig met dingen in de kantlijn, zoals de verhoging van de maximumsnelheid naar 130 km/u, en onze bureaucratieën halen ondertussen de levensenergie volledig weg. Wat is er geworden van de kwaliteitsimpulsen waar het kabinet steeds over sprak? We hebben vooral een kabinet gezien dat op basis van het getal van 18 miljard euro aan bezuinigingen het land aan het managen was, zonder enig politiek ideaal.

Systemen worden te groot en onoverzichtelijk; mensen lijken zich niet eens meer verantwoordelijk te voelen voor hun daden. Voor het stelen van een brood je worden gepakt, maar je organisatie te grabbel gooien is vooralsnog gelegitimeerd onder het mom van innovatieve financiële producten.

Laten we bij de organisatie waar u werkt daarom weer bij de basis beginnen. U kunt in het boekje voldoende inspirerende voorbeelden lezen.

Jaap Peters, Mathieu Weggeman

5 tips om te starten het beste uit je mensen te halen

1. Zorg dat jij met al je medewerkers een goede relatie krijgt. Daar kan je direct mee starten door te vragen en te luisteren. Wat zijn zijn of haar hobbies? Weet je hoe lang hij/zij in de organisatie werkt en wat hun voorgeschiedenis is qua opleiding en arbeidsverleden. Weet je ook of hij/zij een partner heeft en hebben ze kinderen? Waren er de afgelopen jaren life-events die ingrijpend waren voor jouw medewerkers, zoals overlijden, scheiding, ziekte? Zorg ook dat jouw medewerkers de kans krijgen om jou te leren kennen! Anders wordt het zo’n kruisverhoor ;-) Spreek meningsverschillen uit en probeer conflicten uit te praten.

 

2. Zorg dat je mensen het werk dat zij doen, zinvol vinden. Mensen willen graag een bijdrage leveren aan het product dat ze maken of de dienst die verlenen. Omdat zij graag willen dat de klant tevreden is of omdat zij houden van het materiaal waarmee ze werken of omdat… zinvol zijn = betekenis hebben. Daaraan ontleen je je bestaansrecht, ook als werknemer.  Als mensen geen zinvol werk hebben, worden zij niet gezien door zichzelf en anderen.  Vraag eens wat jouw mensen zinvol vinden en gebruik die kennis!

 

3. Zorg dat je mensen regelruimte hebben in hun werk. Op grotere schaal zie je dat Het Nieuwe Werken (=HNW) een oplossing is om regelruimte te creeeren. Maar HNW is niet voor alle beroepsgroepen en branches goed inzetbaar. Wat wel gemakkelijk geregeld kan worden is variatie in (deel)werkzaamheden, tempo of pauzes. Micropauzes dragen ook nog eens bij tot vermindering van fysieke belasting! Ga in overleg met medewerkers om samen met hen te bespreken hoe zij meer regelruimte voor zichzelf kunnen creeeren.

 

4. Zorg dat medewerkers weten waar zij aan toe zijn. Dat klinkt misschien als een open deur en lijkt gemakkelijk in praktijk te brengen. Maar het is zoveel meer dan alleen een visie vormen en die droppen tussen je mensen op de vloer. Het kan zitten in kleine communicatie als luisteren, samenvatten (letterlijk!) en doorvragen. Ook jouw verwachting duidelijk maken is zeer belangrijk. Bijvoorbeeld over tussen- en einddoelen; deadlines, over wat je wilt bereiken voor klanten enz. Vergeet niet om te praten met je mensen over hoe je dat samen met hen wilt doen. Oja, en als je hen belooft met iets op de proppen te komen, zorg dan dat je dat ook doet op die dag. Beloof dus geen zaken waarvan je nu al weet dat je ze niet waar kan maken.

 

5. Zorg dat jouw mensen alles tot hun beschikking hebben waarmee zij kunnen doen wat zij ‘moeten’ doen. Dat betekent dat al het materiaal in orde moet zijn, dat de techniek en de ict snel en foutloos hun ding moeten doen. Maar ook dat verantwoordelijkheden met bevoegdheden overeenkomen. Kortom: zorg dat het primaire proces kan doordraaien. Geen proces, geen dienst of product dus ook geen omzet!

Grietje (van Hans)

Ik heb altijd, ook als kind al, bewondering gehad voor Grietje, het zusje van Hans. Wat zij aan het einde van het verhaal deed, zag ik met een kriebel in mijn buik tegemoet: angstaanjagend en opluchting tegelijk. Alsof je een wondje hebt dat er eng uitziet, maar waar je toch iedere keer naar wilt kijken of aan wilt voelen. In mijn sprookjesboek, dat ik nu met mijn zoon lees, staat ze als een blond klein meisje in een dirndl en met vlechtjes, afgebeeld. Uiteraard een dirndl, want Hans en Grietje is een Duits sprookje van begin 19e eeuw.

Al enkele jaren geleden kwam ik, tijdens een coachingstraject, erachter dat personages die ik als volwassene bewonder in films of boeken allemaal een rode draad hebben: die heren en dames zijn een tikje apart, ze zijn zeer assertief, ze hebben liefde voor 1 specifiek onderwerp, ze kunnen verbinden met anderen hoe onmogelijk dat ook in eerste instantie lijkt, ze zijn op professioneel gebied de top en nemen op de belangrijke momenten de juiste beslissingen.

Denkend aan Grietje zag ik het ineens: dat waren voor een groot deel kenmerken die Grietje ook heeft! Een dirndl is niet echt onopvallende kleding voor een klein nederlands meisje, haar grootste liefde is haar broer Hans en ze sluiten samen een pact om te kunnen overleven bij de heks. Al doende leert Grietje het huishouden te doen en ze ziet haar kans als gekeken moet worden of de oven heet genoeg is. “Ik ben zo klein, ik kan er niet goed bij. U kunt beter kijken of de oven heet genoeg is!” De heks doet de oven op, luurt, klimt in de oven/kijkt door de opening en Grietje duwt haar in het vuur en klapt de ovendeur dicht. Op het goede moment ziet ze een kans en besluit die te nemen. Een gok wagen is toch echt anders: een gok bereid je niet voor. Dit is gewoon knap voor een klein meisje!

Kan ik een reden vinden waarom ik als kind Grietje bewonderde? Ik denk dat ik graag als Grietje had willen zijn. En misschien was ik toen wel meer Grietje dan dat ik zelf zag. Mijn zelfbeeld was lange tijd niet wat het nu is en dat was lastig. Ik heb lang gedacht dat mijn voorliefde voor bepaalde personages in films en boeken kwam doordat zij alles waren, wat ik niet was. Ik kon geen enkele overeenkomst zien tussen mij en House of Grissom of Salander of Fran of Dolores of Charlie of Judith…. toch zijn ze er wel. Kleine stukjes van mezelf die ik inmiddels in hen herken: bevlogenheid, streven naar perfectie, doorzoeken totdat je het probleem echt hebt gevonden, verbindingen tot stand brengen, warmte delen, niet omkijken naar gemaakte beslissingen, opnieuw beginnen, doorzetten. Dat alles mag ik gebruiken: voor mijzelf, mijn gezin en mijn mooie werk voor klanten!

We zijn geneigd snel volwassen te worden en onze kindertijd te vergeten. Alsof de kindertijd een onbelangrijk hoofdstuk is. Maar soms liggen daar inspirerende gebeurtenissen die sleutels zijn om te begrijpen hoe u nu bent en hoe u nu in het leven staat. Toen had u ook al interesses, had u talenten en hoe gebruikte u ze toen? Zijn er talenten die u vergeten bent? En hoe zit dat met uw naaste collega’s of uw medewerkers? Kent u hun talenten? Kunt u zich voorstellen wat u mist als u de talenten van collega’s niet kent? En wat als u talenten van een collega ziet die hij/zij inmiddels vergeten is? Wat zou hij/zij veel missen!

Stilstaan bij uw kindertijd, kijken naar beelden uit de kindertijd en kijken naar het nu is een onderdeel van Latent Talent. Zowel in teamcoaching als in MD trajecten kan Latent Talent ingezet worden als tool. Echter verschillende doelgroepen vereisen verschillende diepgang en aanpak. Maatwerk dus, zoals u dat van mij gewend bent.

Grijp die kans en gun uzelf en/of uw team(s) het plezier van elkaars talenten kennen en optimaal leren inzetten zodat vakmanschap groeit!

Mijn favoriete Sprookjesboek: Er was eens… een schat aan sprookjes uit de gehele wereld, Spaarnestad-Haarlem, 1967 Veel platen. De scenes worden vormgegeven door poppen.

Mijn favoriete verfilming van Hans en Grietje: Hansel und Gretel, TV 2005, regie: Anne Wildt. Hoofdrollen: Sibylle Canonica als de heks en Natassja Hahn als Grietje

Sinterklaas-van-nu deed het Slow

6 December, het heerlijke avondje is voorbij. De afgelopen weken werden er thuis schoenen gezet, tekeningen gemaakt, zelfs een vriendenboekje werd bij de deur gelegd voor de Sint. Wat was het ook dit jaar toch weer een heerlijk geheimzinnig feest! Het deed me denken aan mijn eigen vader die altijd een niet-zo’n-nette versie van “Sinterklaas is jarig!” zong. Angsten heb ik uitgestaan dat er een zwarte piet zou zijn die dat zou horen en die
dan dacht dat ik het had gezongen…. Kennelijk was ik toen nog in de veronderstelling dat Sinterklaas vooral keek naar hoe braaf ik was geweest. Mijn kinderen groeien niet op met zakjes zout en dat ze mee moeten in de zak mee naar Spanje.

Hoe is de Sinterklaas-cultuur veranderd in de loop van de eeuwen? Kunnen we lijnen trekken naar beschrijvingen van hedendaagse organisatieculturen?


Het begin Al lezende en zoekende op internet kom ik een gedichtje van Jan Schenkman (1806-1863) tegen. Jan Schenkman was een arts, maar is vooral bekend geworden om zijn gedichten en Sinterklaasliedjes die hij halverwege de 19e eeuw schreef. Hij schreef o.a. Zie ginds komt de stoomboot en het onderstaande

“Wie gluurt daar door het reetje, de deur is niet dicht! ‘t Is Sint Niklaas die luistert wat ieder verrigt. Wie traag is in het leren of stout is of boos, Sint Niklaas hoort alles, hij luistert altoos. Hem kan men niet foppen, geloof mij opregt. Wat hij niet gezien heeft, vertelt hem zijn knecht. ”


Machtscultuur De hele viering en beleving waren dus nogal machtsgericht: Sint en Piet zien alles, ook als mamma het niet ziet of als je het niet vertelt of als je jokt. Het kind is per definitie niet zonder zonde. De visie op opvoeden was uiteraard ook anders dan nu: braaf zijn en (lijf)straffen waren heel gewoon (vandaar ook de roe). Het was ook de tijd van de industriele revolutie en daarmee de ontwikkeling van machines: er ontstond een arbeidersklasse en de stoomboot deed zijn intrede in het verhaal. Binnen de industrie was er sprake van een machtsgerichte organisatiecultuur. Op het platteland werd tot dan toe het Sinterklaas-feest ook anders gevierd: daar verkleedden oudere jongens zich en mannen, schminkten zich zwart en trokken langs de deuren op zoek naar stoute kinderen. Door de boekjes van Schenkman en het vieren van Sinterklaas op school kon de burgerij dit onbeschaamde feest op het platteland ‘beschaven’.


Taak-cultuur De Sint van na de Tweede Wereldoorlog gaf niet alleen lekkers meer, maar begon na zelfgemaakte cadeaus ook gekocht speelgoed aan brave kinderen te geven. Het straf-element werd
minder, het belonen van brave kinderen veranderde van vorm. Het Sinterklaasfeest werd meer resultaatgericht: als kind doen wat er van je verwacht wordt. Wellicht logisch gezien de heropbouw van Nederland na
de oorlog, de verzuiling en de visie op opvoeden: de Sint geeft weinig complimenten omdat kinderen hierdoor arrogant zouden kunnen worden en naast hun schoenen zouden kunnen gaan lopen.


Persoonsgericht en slow management En de Sint-van-nu? De Sint van nu is een persoon die waarde hecht aan zijn relatie met alle kinderen. Hij probeert deze zo persoonlijk mogelijk vorm te geven door interesse te hebben voor belangrijke gebeurtenissen in het leven van kinderen. Kinderen hoeven niet alleen maar meer braaf
te zijn : grote mensen hebben ook hun fouten. Sinterklaas ziet nu dat mensen (dus volwassenen en kinderen) allemaal talenten hebben die benoemd mogen worden in gedichten en surprises. Kinderen en volwassenen
zijn gelijkwaardiger dan ooit tijdens het Sinterklaasfeest van nu. Sinterklaas is een leider geworden die alle volwassenen en kinderen aan zich bindt door oog te hebben voor wat ze zijn en niet zozeer aan wat
hun gebreken zijn, dus wat ze niet zijn. Alle kinderen en ouders zijn belangrijk bij het feest.


Van knecht tot P.A. De relatie tussen de Sint en zijn Pieten is ook gelijkwaardiger geworden. Was er in de eerste eeuwen sprake van een machtsverhouding tussen Sint en Piet, de Zwarte Piet-van-nu is een Personal Assistant (P.A.): hij zorgt ervoor dat Sint zijn werk kan doen en helpt de Sint mee met zijn werk. Piet klikt niet
meer aan de Sint, hij is dienstbaar aan Sint en kind, ook al lopen zaken soms niet helemaal vlekkeloos. Piet probeert zijn fouten op te lossen en is creatief. Maar let op: Piet is naast een harde werker ook iemand
met een hoog risico op burned-out: hij kan moeilijk de controle loslaten, is perfectionistisch en denkt dat hij onmisbaar is. Maar goed, dat zal een moderne Sinterklaas vast wel doorhebben ;-)


Toch vandaag nog even wat meer lezen over Sinterklaas? Mijn bronnen: Wikipedia, Meertensinstituut

Door de bank genomen

Minister Wouter Bos was afgelopen week ‘een organisatieactivist’ avant la lettre. In de toespraak ‘Zes vragen voor de bankensector’ voor Eumedion, de belangenvereniging van institutionele beleggers, ging Bos onder meer in op de vraag wat de aandeelhouder heeft gedaan als het gaat om het voorkomen en het managen van deze crisis. ‘Helaas, ik weet dat dat niet prettig is om te horen, is het antwoord: vrijwel niets.’ Sterker nog, zo zou ik eraan willen toevoegen, door de bank genomen zijn we allemaal drie keer door de bank genomen.

Een van die zes vragen van Bos was: ‘’Moeten we naar een systeem met Spaarbanken en Durfbanken?’’ De tijd om met het vingertje te wijzen wie precies nu de schuld heeft, lijkt me niet meer de toon waarop we met elkaar onze pensioenen en banen veilig moeten stellen. Ergens zit er een systeemfout en daar wil ik het hier over hebben. Zoals Michel Albert al zei: er zijn twee soorten kapitalisme en dat moeten we goed ‘verstaan’. Bos lijkt dat te begrijpen door voor te stellen met twee type banken te gaan werken. Ik zou echter daarnaast een ander voorstel willen inbrengen.

Marktwerking heeft als bijeffect dat vroeg of laat niet alleen de producten en diensten, maar ook de organisaties die ze voortbrengen zelf tot handelswaar verworden. Kijk momenteel naar het gesodemieter rond Essent en Nuon. In de business waarin organisaties zelf verworden zijn tot handelswaar (tot prooi) zit het grote geld.

In beursgenoteerde organisaties heb je twee groepen mensen die zich bezighouden met het bij elkaar brengen van vraag en aanbod. De een doet dat in termen van producten en diensten. Bijvoorbeeld meer auto’s met een A-label op de markt brengen omdat de klant daar naar vraagt. En een groep – daar waar de graaisalarissen zitten – die zich bezighoudt met het bedrijf zelf als handelswaar te beschouwen. Zij gebruiken er Angelsaksiche management buzzwords voor, zodat we het niet herkennen, maar ze stellen in feite: We moeten een minimale kwaliteit leveren zodat het geld wat we besparen naar de aandeelhouder kan. Want die aandeelhouder is hier de echte baas. De klant is dan (in termen van de BCG-matrix) een star, een cashcow om die doelstelling te realiseren en de dogs moeten bijvoorkeur wegwezen.

Ik denk niet dat we als oplossing in eerste instantie naar twee type banken moeten, geachte minister. Misschien later een keer. Eerst moeten naar twee type beursen. Een FastBeurs en een SlowBeurs. Bedrijven mogen kiezen op welke beurs ze genoteerd willen staan. Als je op de Slowbeurs staat, kun je niet ook op de Fastbeurs staan. Op de Slowbeurs wordt geld verdiend door bedrijven die vraag en aanbod bij elkaar te brengen van echte producten en diensten en dat ook als uitgangspunt kiezen voor hun bedrijfsvoering. Dit staat ook wel bekend als de reële economie. De door Wouter Bos bedoelde Spaarbanken bijvoorbeeld. De Durfbanken echter kunnen beter naar de Fastbeurs gaan. Daar zitten de mensen die geld met geld willen verdienen, inmiddels ook wel bekend als het zogenaamde Casinokapitalisme.

Duidelijk zal zijn dat institutionele beleggers niet eindeloos mogen beleggen op de Fastbeurs. Duidelijk zal ook zijn dat de regering bij geprivatiseerde bedrijven van te voren vaststelt op welke beurs zij mogen staat. Het is bijvoorbeeld onwenselijk dat de Rijkspostspaarbank, nutsbedrijven, zorg- en onderwijsinstellingen een prooi worden van de Fastbeurs. Maar bij een bedrijf als TomTom, als gecalculeerd risico, en bij de escapades met Nina Brink lijkt me dat geen enkel probleem. Casino-kapitalisten onder elkaar mogen best enorme winsten en verliezen maken.
Er zijn twee vormen van kapitalisme volgens Michel Albert, maak er dus ook twee verschillende aandelenbeurzen voor. Op de Slowbeurs mag je maar een beperkt aantal keren je aandelen verhandelen per jaar, op de Fastbeurs mag je zo vaak handelen als je wil. Zijn we gelijk een beetje van het hijgerige van die kwartaalcijfers af. Dat moet de basis van Slow Capitalism zijn.

Het lijkt me de hoogste tijd dit idee eens te gaan uitwerken. Want inmiddels moet u betalen bij het Spaarbankgedeelte voor simpele transacties en de kans is levensgroot dat de Durfbankgedeelte het geld ondertussen heeft belegd in hypotheekafval en uw pensioen heeft zoekgemaakt. Twee maal genomen door de bank. En als je dan ook nog aandeelhouder was van die bank, ben je drie genomen. Het kan, nog sterker, het mag niet waar zijn! Doe je best Wouter.

NB: Op 26 maart spreekt Michel Albert op het Rijnland congres. Net als de voormalig Belgisch premier Yves Leterme, die in Den Haag al eens eerder een pleidooi is komen houden voor het Rijnlands kapitalisme. Wouter Bos is helaas verhinderd. Maar dat komt een andere keer wel weer goed.

Marc Chavannes over marktwerking en publieke taken

Het was muisstil deze week in het Brusselse gebouw van het Europees Parlement. Zelfs de beruchte groene legerkisten, waar de parlementariërs hun eeuwige pendelspullen voor de Straatsburgse zittingen in stoppen, leken op vakantie. Pasen kwam er aan en het wordt tijd campagne te voeren voor de Europese verkiezingen van 4 juni. Waarover? Suggestie: over Brussel als aanjager van de marktmythe.

Eurocommissaris Neelie Kroes was overigens wel op haar post in het altijd weer fabriekig ogende Berlaymont-gebouw. ‘Onze’ commissaris mededinging* gaf de publieke omroepen in de lidstaten nog geen vrijbrief voor gesubsidieerde webontwikkeling. Verder kondigde zij een onderzoek aan naar mogelijk ongeoorloofde staatssteun bij de redding van Fortis en ABN Amro.

De toon waarop zij en minister Bos over dat bankonderzoek communiceerden via de media verried weinig warmte. Als het Nederlandse kabinet eind dit jaar in de nieuwe Commissie de belangrijke post mededinging zou willen vasthouden door in te zetten op de inmiddels ervaren VVD-commissaris, dan had de conversatie deze week anders geklonken. Het schijnt dat het CDA wegens ‘geen burgemeester in de grote steden’ nu Brussel claimt.

De kandidaten voor het Europese Parlement zullen deze paasdagen over hun favoriete rietkraag uitkijken en zich afvragen waarop zij campagne moeten voeren. Sinds het referendum-Nee tegen de Europese grondwet in 2005 is euroscepsis de normaalstand geworden in de Nederlandse politiek. De SP voert er actief campagne op. De PvdA heeft in Thijs Berman een euroenthousiaste lijsttrekker en met René Cuperus een actieve scepticus.

Meer partijen zijn in wezen verscheurd over Europa. Net als de meeste Nederlanders. Velen vinden de snelle uitbreiding van de Unie, vooral met landen als Bulgarije en Roemenië, nog steeds onbegrijpelijk. Wat Obama ook Bush nazegt over Turkije moet, zo hard als Sarkozy afwijst zal geen Nederlandse minister het zeggen, maar haast heeft Den Haag ook niet meer. Waar het nu op aankomt is toch genoeg mensen laten stemmen in juni, als het kan op iets positiefs.

Het oude probleem: mensen ervan overtuigen dat ‘Europa’ goed is voor onze export, vrede en veiligheid zal niet genoeg zijn. Het wordt tijd dat de partijen duidelijk maken dat Europa binnenlands nieuws is. Waaraan is dat beter te demonstreren dat aan de Marktmythe, het idee dat alle bureaucratische stofnesten konden worden geschoond en de burger keuzevrijheid zou krijgen door de markt haar kostenbesparend werk te laten doen. Europa zei dat het goed was.

Kartelparadijs Nederland is laat bekeerd, maar heeft toen de smaak te pakken gekregen. Voor de VVD was het een natuurlijke denkwijze, voor de PvdA-zonder-ideologische-veren van Kok en Bos bood het een mooi derde weg-looprek en het CDA zag tijdens de Paarse herbronningsjaren onder Balkenende en Klink in de markt een reïncarnatie van het geliefde maar leeggelopen maatschappelijk middenveld. D66 deed pragmatisch mee, mits de staat marktmeester was.

De gevolgen vliegen ons wekelijks om de oren. De verwachte leegstand van 6000 werkplekken bij de rijksoverheid, waarvoor minister Ter Horst het samenwonen van ministeries doordrukte, vloeit er uit voort. Op grote schaal zijn rijkstaken op afstand geplaatst, verantwoordelijkheden beëindigd, diensten en deskundigheden ge-outsourced. De burger werd klant, maar liefst niet van de overheid.

In Brussel wijzen kenners van de Europese politiek erop dat Europa niets wil of propageert, dat het de lidstaten zijn die in EU-verband afspraken maken. Vervolgens wordt in alle hoofdsteden gezegd: het moet van Europa. Nederland was tijdenlang traag met het invoeren van Europese richtlijnen, maar het lijkt wel of juist al die marktwerkings-orders sinds Paars overijverig zijn aangepakt. Omdat het de coalities in Den Haag goed uitkwam.

De slimme energiemeter hoefde van Europa niet op straffe van gevangenisstraf bij iedereen te worden ingevoerd. Dat probeerde economische zaken er wel van te maken. Bij de verwijdering van beschermingsconstructies rond Nederlandse bedrijven ten gunste van ‘de aandeelhouders’ is Den Haag ook doorgeschoten vergeleken met de meeste andere Europese landen.

De commissie-Maas, die de banken onderzocht zegt nu dat het toezicht door Raden van Commissarissen tekort is geschoten en deskundiger moet. Klinkt goed, maar alle betrokkenen zullen een licht gegêneerde glimlach niet kunnen onderdrukken. Zij zaten er met open ogen bij zolang het veel geld opleverde en zij achtten zich heel deskundig, en nog steeds. De Code-Maas is de Code-Tabaksblat in regenpak, dimmen tot het droog wordt.

‘De markt’ is ook niet fout, de economische successen van de Sovjet-Unie rekenen af met iedere illusie van staatskapitalisme. Waar het nu om gaat is dat in alle marktmanie het kaf van het koren wordt gescheiden. Dat is waar de vice-president van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink, het deze week over had toen hij in zijn jaarlijkse algemene beschouwingen constateerde dat het marktmechanisme zelf geen maat houdt, dat het een tegenwicht nodig heeft en dat democratische politiek dat tegenwicht moet bieden.

De Europese verkiezingen kunnen actueel én nationaal zijn als zij de komende maanden zouden bijdragen aan een herdefinitie van wat wij willen dat publiek is en wat privaat. Europa dat zijn we zelf, in Brussel zit geen regering. Als wij van Brussel de telefonie hebben moeten privatiseren, dan hebben we dat mee gewild. Vrij maar slim gereguleerd. Daarom bellen we nu goedkoper en op betere netwerken dan Amerikanen.

Het is tijd vast te stellen waar vermarkting van publieke taken niet werkt of hoort. Als sparen en lenen volgens sommigen nu al een publieke taak is, waarom lieten we dan het voorspelbare normverval in het eens respectabele notariaat toe? Wat zegt de optelsom van wantoestanden bij woningbouwcorporaties? Ondanks alles wat er gezegd en geprobeerd is ben ik nog niet ervan overtuigd dat grote delen van de gezondheidszorg zich lenen voor de echte vrije markt. Ziekte leent zich niet voor marketing.

Europa hoeft geen ongeremd kapitalistisch project te zijn als wij dat niet willen.

Bron: NRC.nl, 11 april 2009

Spam again

Rose uit New York blijft actief op de site.

Is daar niet iets aan te doen of zijn open social media per definitie kwetsbaar voor misbruikers?
Jammer….