Rijnlands onderwijs
Het Anglo-Amerikaanse model komt vooral tot zijn recht als zaken te standaardiseren zijn, bijvoorbeeld bij het draaien van treinwielen binnen een nauwe tolerantie. Wanneer sprake is van grote (natuurlijke) variatie, zoals vermogens en talenten van kinderen, komt het onherroepelijk in de problemen. Er worden onherroepelijk reststromen geproduceerd. In het onderwijs heeft dat de vorm van schooluitval.
Een ‘schoolvoorbeeld’ daarvan deed zich voor in de Verenigde Staten, waar onder het presidentschap van George W. Bush in 2001 een grootschalige onderwijshervorming tot stand kwam met de ambitieuze titel No Child Left Behind (zie Wikipedia: No Child Left Behind Act). Een variant op ook de missie van de Nederlandse Inspectie voor het onderwijs, dat alle kinderen toegang moeten hebben tot goed onderwijs – maar dan op z’n Amerikaans. Het lezen van de Wikipedia-pagina maakt al gelijk inzichtelijk hoe de Amerikanen dan te werk gaan: SMART-doelstellingen, testen, labels, kortingen op financiële bijdragen… Jaren oude kennis die zelfs in Amerika niet blijkt te werken.
De hervorming was gericht op verhoging van het algehele niveau van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs, het versterken van de kwaliteit van de leraren, en elk kind, ongeacht sociale achtergrond, toegang bieden tot hoogwaardig onderwijs. Dit gaat vergezeld met een zeer strak systeem van verantwoording afleggen. Elke school moet elk jaar een hogere score laten zien op basis van gestandaardiseerde testen. Er volgen sancties bij achterblijven, zoals het publiekelijk aangewezen worden als zwakke school, het korten op de financiële middelen en het ontslag van slecht scorende leraren. Alle toegepaste methodes moeten evidence based zijn, wat betekent dat praktijkervaring, casestudies en andere kwalitatieve onderzoeken geen geldige basis mogen vormen.
Ruim tien jaar later blijken de schoolprestaties in weerwil van de hoge ambities over de hele linie juist gedaald te zijn en de maatschappelijke ongelijkheid vergroot. Het regime treft namelijk vooral zwakke scholen met kansarme leerlingen. In gebieden waar al een tekort aan leraren bestond, is dit vaak toegenomen. Het eenzijdig sturen op output leidde op grote schaal tot teaching to the test en daarmee tot verschraling van de onderwijskwaliteit. Zelfs voor een relatief makkelijker te standaardiseren vak als rekenen zakte de VS in het internationaal vergelijkend PISA-onderzoek van de 24e naar de 30e plaats. We hebben het hier nog maar niet over de fraude met resultaten die vanzelfsprekend integraal onderdeel zijn van evidence based financieren.
In datzelfde onderzoek staat Finland al jaren op de hoogste plaats. Daar wordt niet op cijfers en gestandaardiseerde testen gestuurd, maar is de hoogopgeleide leraar het centrale punt. Een school is niet alleen een plaats voor cognitieve vaardigheden, maar ook voor zorg en welzijn. Hier zijn het de vakmensen, de leraren, die samenwerken aan onderwijsverbetering en aan het leveren van maatwerk aan kinderen die buiten de middelmaat vallen omdat zij een voorsprong hebben of extra ondersteuning nodig hebben. Het vakmanschap, de autonomie en de professionele ruimte maken het vak van leraar tot een van de meest gewaardeerde beroepen in het land (Kessels, 2012).
Jaap Peters, Mathieu Weggeman