Daar staan we dan: leidinggevenden, ondernemers en adviseurs. In het dagelijks leven volop bezig met veranderen, motiveren & stimuleren, transitie & transformatie en Rijnlands organiseren.
Vandaag echter staan we buiten, stevige schoenen aan. Ieder van ons met een touwtje in de hand, kijkend naar een kudde paarden achter het hek.
Ik besef me dat ik hier met kloppend hart en een touwtje in mijn hand sta te kijken naar een grote uitdaging.
We hebben de opdracht gekregen eerst drie paarden naar hun eigen stal en vervolgens alle paarden naar de grote loopstal te brengen. Ik kan hierbij niet terugvallen op enige paard-ervaring, noch op een rustig gemoed: ik meen te weten dat paarden trappen, bijten en op hol kunnen slaan.
De enige aanwijzing die we hebben gekregen, en mijn gemoed niet geruststelt, is dat we het touwtje om het hoofd van het paard kunnen gooien om daarmee het paard naar zijn stal te begeleiden.
In tegenstelling tot onze groep, die in eerste instantie druk aan het bespreken is hoe het aan te pakken, lijken de paarden rustig en kijken ze ons geamuseerd aan. Ze hebben eerder groepen mensen van de Rijnlandweek op bezoek gehad zo stel ik me voor….
Mensen die zich een week laten onderdompelen in Rijnlands organiseren en inmiddels een behoorlijke theoretische onderbouwing hebben meegekregen. Mensen die nu uitgedaagd worden om die kennis en ervaring in een compleet andere setting snel om te zetten naar een nuttige hier-en-nu-actie. En dat bovendien in verbinding met elkaar hebben te doen.
Na een eerste korte, vrij chaotische overleg-ronde en voordat De Procedure bij iedereen bekend is, open we het hek. Waarschijnlijk vanuit de (terechte) overtuiging dat wij de toekomst niet kunnen voorspellen noch beheersen, ondanks onze kennis en ervaring. En in de overtuiging dat in deze situatie de strategie van na stap 1, komt stap 1 toepasbaar is, vertaald naar: hek open en dan maar zien.
De paarden stormen gedrieën het weiland uit, het erf op en ik sta met mijn touwtje in de hand aan de grond genageld. Deels blij dat ik het overleefd heb, deels beschaamd dat ik nu geen idee heb wat te doen. Onze begeleider Barbara geeft ons aanwijzingen en de paarden het vertrouwen dat iemand hier enige mate van control heeft. Langzamerhand lukt het enkelen van ons de paarden in de juiste stallen te krijgen. Uiteindelijk lever ook ik mijn bijdrage en loop ik met een paard zijn stal in.
Na deze eerste kennismaking gaan we verder in de grote bak: ieder van ons krijgt de kans met 1 paard in de bak te ervaren hoe het is om het paard van de ene kant naar een andere kant te krijgen. Dit keer zonder fysiek touwtje.
In de korte voorbereiding op de arena krijg ik van Barbara aanwijzingen, voornamelijk hoe mijzelf fysiek, dus vanuit mijn lichaam, kan opstellen. Daarna doe ik het hek open en loop ik rustig op het paard af, niet zozeer direct aankijkend, wel sensitief over waar hij staat. Het paard lijkt hetzelfde te doen.
Na fysiek contact, wat voelt als een daadwerkelijke kennismaking, ontstaat er een interessant samenspel tussen het paard en mijzelf. Het paard volgt mij als ik wegloop van hem, we lopen een rondje, verbreken het contact en komen weer bijeen. Het fysieke touwtje heb ik niet, ik merk wel op wanneer een ander touwtje ons verbind en wanneer niet.
Ik merk wanneer we samenwerken en wanneer niet. Soms leidt ik het paard bijna ongemerkt en soms lijkt het alsof hij mij leidt en we op zoek zijn naar wie de leiding pakt of geeft.
Soortgelijke ervaringen ken ik uit het samenwerkingsmomenten en op het toneel als improvisatie speler. Wanneer ik met een medespeler een goede scene neerzet, lijkt het spel zich te ontvouwen voor onze ogen. Ook wij, gelijk het publiek, zijn nieuwsgierig naar wat we aan het creëren zijn. Geen van de spelers is continu in de lead, er is opmerkzaamheid, aandacht voor elkaar en een vertrouwen dat het goede zal gebeuren. We hoeven niets te redden of iets te bewijzen.
In het boek Co-creatie van verandering beschrijft André Wierdsma hetzelfde fenomeen aan de hand van de paardans van dieren: Er ligt geen dans klaar met vaste passen en gefixeerde patronen. De dans wordt dus niet uitgevoerd, maar ontstaat in het proces van interactie: co-creatie. De dans ontwikkelt een eigen dynamiek die niet door een der dansers kan worden voorgeschreven (pag. 99).
Iets verderop haalt Wierdsma Elias aan, die aangeeft dat in een schaakspel met ongeveer even sterke spelers er een derde speler lijkt te zijn; het spelverloop. Een dynamiek die niet direct terug te voeren is op de spelers, maar ontstaat door het samenspel.
Later in de Rijnlandweek kwam Harold Janssen in het kader van werken met zelf sturende teams met de vraag: leidinggeven of leiding geven? In interviews die ik heb gehouden met deelnemers uit de Community of Practice Nieuw Organiseren (bijv. zelfsturing is niet te implementeren) kwam deze vraag ook impliciet naar voren: het begeleiden naar zelfsturing houdt in dat je soms voorop loopt en leidinggeeft en vaker achteraan waarin je de leiding geeft. Hierbij is het van belang ‘het touwtje’ in de gaten te houden; contact te houden met jezelf, elkaar en met het spel.
In dit soort processen speel je met elkaar én met het spelverloop een subtiel spel van leiding durven geven en durven leiding te geven. Het vraagt in mijn ogen om reflectie, sensitiviteit, afstand en nabijheid; een prachtig spel.