De Rijnlandse zorg (deel 2)
Het verlangen voor elkaar te willen zorgen is ouder dan de mensheid zelf, en dankzij organisaties konden sommige mensen zich zodanig vrijspelen dat zij er 100% van hun tijd aan besteedden. Zo ontstond een beroepsgroep die zich er steeds verder in kon bekwamen. Maar ergens onderweg is de ziekte centraal komen te staan en niet de zieke, het hulpverleningsproces in plaats van menselijk geluk, het gebrek in plaats van de mens.
Gelukkig is in de zorgsector de wal bezig het schip te keren. Er zijn voorbeelden van organisaties die het beduidend anders en beter doen dan de mainstream.
We hebben een mooi voorbeeld ontdekt bij de Hagert (onderdeel van Zorginstelling Dichterbij). Op woonzorgboerderij de Hagert kunnen dementerende ouderen en mensen met een verstandelijke beperking uit de gemeente Wijchen en het Land van Maas en Waal terecht. Vaak zijn dit soort voorbeelden dingen achteraf het genie erin naaien, maar toch.
Er zijn drie leidende vragen geweest bij de inrichting van de woonzorgboerderij:
- Hoe zouden wij zelf verzorgd willen worden als we niet meer voor onszelf konden zorgen?
- Hoe geven we de zorg weer terug aan de mensen (gebruikers, professional, burger)?
- Kan vervolgens de zorg beter en mogelijk ook goedkoper?
Vragen die gesteld zijn vanuit het perspectief van de bewoner en niet vanuit de organisatie! Bijzonder is in ieder geval dat er naast de 75 medewerkers er meer dan 90 vrijwilligers betrokken zijn bij de boerderij. Buiten komt naar binnen en binnen gaat naar buiten. Dat betekent een andere benadering zorg en van organiseren.
Een belangrijk uitgangspunt in het Rijnlandse is: ga uit van wat er is in het hier & nu en creëer geen reststromen. Een bijna grappige niet alledaagse toepassing op boerderij is dan het gezamenlijk koken van onkruid als groente bij het eten. Het is er, je kunt het wieden en weggooien, maar ook gebruiken als groente. Het leven ligt niet alleen op straat, maar groeit ook om je heen in een weiland.
Een tweede voorbeeld is het uitgaan van de kennis en kunde van de bewoners, ze hebben immers een arbeidsverleden en kennen/kunnen vaak nog meer dan je zou vermoeden. Van de hele dag pamperen worden ze niet gelukkig en het kost veel geld. Voeg dat toe wat ze zelf niet meer kunnen of niet meer weten, maar laat de regie bij henzelf. Dat verhoogt het gevoel van eigen waarde en grijpt daarmee rechtstreeks in, in hun welbevinden en levensgeluk.
Een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk dat hiermee samenhangt: op de boerderij woont iemand die in het verleden een viswinkel had. Die staat het liefst in de keuken als er vis op het menu staat. De man krijgt eindeloos veel complimentjes over de door hem gefileerde vis: levensgeluk, betere kwaliteit en goedkoper werken gaan dan hand in hand. Alle dingen van waarde mogen mee — ook het eigen paard. Er zijn immers genoeg kinderen in de buurt die zich geen paard kunnen veroorloven, maar het prachtig vinden om het dier samen met ‘Opa’ te onderhouden en er vervolgens een rondje op te rijden: eigenlijk een soort wittepaardenplan. Je moet er maar op komen.
Oudere demente mensen worden uit hun context gehaald en dat maakt ze niet gelukkig, maar mogelijk kun je er ook even over nadenken hoe je dat sociale netwerk mee kunt nemen. Op visite komen bij ouderen is voor velen saai, maar als de oudere nog thuis had gewoond, had de visite ook even meegeholpen met van alles en nog wat. De ervaring leert dat als de familie gewoon meedoet met het sociale leven op de woonboerderij en dus ook even meehelpt, men de bezoekjes minder saai vindt en bovendien langer blijft. De tijd schiet voorbij.
Het gaat niet meer om de organisatie, maar om het organiseren en iedere dag ontwikkelt zich weer een nieuw perspectief voor de bewoners, de verzorgers, de vrijwilligers en de familie.
Jaap Peters, Mathieu Weggeman