De Rijnlandse zorg (deel 1)
Het verlangen voor elkaar te willen zorgen, is ouder dan de mensheid zelf. Maar het zijn organisaties geweest die erin geslaagd zijn mensen zodanig vrij te spelen dat zij zich er 100% op konden toeleggen en een beroepsgroep te vormen die zich er steeds verder in kon bekwamen. Ergens onderweg moet het zijn misgegaan. Ergens is de ziekte centraal komen te staan en niet de zieke, het hulpverleningsproces in plaats van menselijk geluk, het gebrek in plaats van de mens. Alles, ook al weer, met de beste bedoelingen.
In de zorgsector is de wal bezig het schip te keren. In de thuiszorg bijvoorbeeld begon dat met de oprichting van Buurtzorg Nederland in 2006 door Jos de Blok. Je vindt er geen enkele manager. Het gehele organiseerproces vindt plaats in zelfsturende teams, die hooguit ondersteund worden als ze er zelf om vragen. Slechts een paar dingen zijn centraal geregeld, zoals de salarisadministratie en de huisstijl. Een uitgebreid kennisweb maakt het mogelijk op alle vragen die in de teams opdoemen antwoord te krijgen. De andere thuiszorgorganisaties, die aanvankelijk de stormachtige groei van Buurtzorg met de nodige scepsis bezagen, volgen inmiddels met wisselend succes. Geen wonder, want zowel de cliënt- als de medewerkerstevredenheid gaan met sprongen omhoog, terwijl de kosten dalen (zie Rijnlandse thuiszorg).
Maar er zijn gelukkig meer voorbeelden van organisaties die het beduidend anders en beter doen dan mainstream (gangbaar). Bekende voorbeelden zijn Humanitas in Rotterdam (ouderenzorg) waar Hans Becker de ‘ja-cultuur’ invoerde en de JP van den Bent stichting (geestelijke gezondheidszorg) waar Ruud van Klarenbeek bekend is om zijn eigen opvattingen. Bij TriviumMeulenbeltZorg (kortweg TMZ), specialist op het gebied van ouderenzorg in de Achterhoek is men zelfs het idee voorbij van ‘de cliënt centraal’. Op de een of andere manier benadrukt die zegswijze de scheidslijn tussen de cliënt en de organisatie. Na ampele discussie houdt men het nu op ‘de mens centraal’, aldus Peter Kroeze. Bedoeld wordt dat in een gemeenschap er allerlei zelforganisatie plaatsvindt, waar v/h de cliënt gewoon deel van uitmaakte. Als professional voeg je daar iets aan toe vanuit de eigen expertise, zaken bijvoorbeeld die gekwalificeerd handelen vereisen.
Het is onmogelijk uitputtend in te gaan over Rijnlandse voorbeelden in de zorg. Honderden zorgorganisaties zijn anno 2012 bezig hun manier van organiseren te herzien, daartoe mede gestimuleerd door het ministerie van VWS. In een recente nota stelt de staatssecretaris medewerkers die cliënten rechtmatige zorg verlenen terwijl hun bestuur hen dat om wat voor reden dan ook belet, op voorhand in het gelijk.
Essentieel in deze ontwikkeling is de erkenning dat de relatie tussen de cliënt – of liever nog: de gemeenschap (community) – en de professional centraal staat. Daar begint het organiseerproces, want alleen de professional is in staat adequaat in te spelen op de steeds wisselende omstandigheden en behoeften. Alleen de all-round vakman (m/v) is in staat het organiseerproces op gang te brengen dat nodig is om te doen wat gedaan moet worden. Bovendien speelt er nog iets anders. Vanuit het perspectief van de cliënt is de organisatie een geheel ander fenomeen dan vanuit het perspectief van de bestuurder. In de ogen van de cliënt is iedereen die hem of haar helpt ‘de organisatie’, dus ook familieleden, vrienden, vrijwilligers, et cetera. De professionele organisatie voegt daar alleen iets aan toe.
Zonder overdrijving kun je stellen dat hier sprake is van een omslag in het denken over organiseren, een paradigma-shift waarbij co-creatie centraal komt te staan. Deze omslag komt in een stroomversnelling als de zorgprofessional ook nog eens de mogelijkheden van de nieuwe ICT-technologie gaat omarmen (web 2.0). Zover lijkt het echter nog niet te zijn.
Jaap Peters, Mathieu Weggeman